NRC-Interview met president Joko Widodo

16 Apr 2016

Mijn mensen willen maar één ding: een beter leven

Joko Widodo

 

De president van Indonesië is volgende week op werkbezoek in Nederland, vooral om de economie te dienen. Gesprek met een pragmaticus die alleen vooruit wil kijken. En die zich lijkt te verbazen over het land dat hij leidt.
Door onze correspondent Melle Garschagen

Lichte paniek breekt uit onder de paleiswachten als president Joko Widodo opeens opspringt uit zijn fauteuil. „Zullen we een stukje door de tuin rijden”, vraagt hij opgewekt. „Ik heb een buggy.”
De leider van 252 miljoen Indonesiërs – alleen Xi Jinping, Narendra Modi en Barack Obama regeren over meer mensen – glundert om zijn speeltje: een golfkarretje waar hij nog geen twintig per uur mee rijdt.
Als Jokowi – zoals de president wordt genoemd – zijn statige werkkamer in het paleis in Bogor uitloopt, komt hij langs een metershoog schilderij van naakte Balinese vrouwen. De president van het land waar de televisie tijdens live-uitzendingen van missverkiezingen vrouwenbenen vervaagt, loopt dagelijks langs de blote borsten en dijen van de vrouwen die zich tegen elkaar vlijen onder een waterval. Het kunstwerk is onderdeel van de omvangrijke collectie van Soekarno, de eerste president van het land en liefhebber van, onder andere, kunst.
In zijn golfkarretje wijst Jokowi op een paar standbeelden. „Kijk, een vrouw. En daar nog een. Overal vrouwen hier. Allemaal van Soekarno. Hij hield van vrouwen”, lacht hij. Hij ziet duidelijk de tegenstrijdigheid tussen de publieke moraal en het dagelijkse uitzicht van de leider van het land, maar de beroemde kunstcollectie van de vader des vaderlands ruimen is ook geen optie.
Jokowi haalt zijn schouders op. De opulente erfenissen van Soekarno doen hem weinig. Daarom is hij niet naar het paleis zelf in Bogor verhuisd. Hij woont met zijn vrouw in een eenvoudige bungalow in de paleistuin. „Het is mooi groen en er is minder verkeersherrie”, zegt de 54-jarige president. Ook niet onbelangrijk: er zijn minder politici die hem tot laat lastig vallen, zoals in Jakarta. Samenzweerderig grinnikt Jokowi. De hele scène tekent hem: dol op eenvoud, informeel, pragmatisch en niet ideologisch, licht verbaasd. Alsof de president van Indonesië zich nog dagelijks verwondert, over de complexiteit van zijn land, en over hoe hij het als meubelhandelaar uit de Midden-Javaanse provinciestad Solo heeft geschopt tot ‘ Republik Indonesia 1 ’.
Op vrijdag 22 april is hij op werkbezoek in Nederland, aan het slot van een Europese toernee die ook langs Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Brussel voert. Toerisme, radicalisme, onderwijs en terreur staan op de agenda. Maar de reis wordt gedomineerd door één onderwerp. „Investeringen”, zegt Jokowi. In Berlijn wil hij praten over de mogelijkheid om meer elektriciteitscentrales van bedrijven als Siemens in Indonesië neer te zetten.
En ziet de Londense City, die wellicht is uitgekeken op Brazilië en Zuid-Afrika, economische darlings van het vorige decennium, nu potentie in Indonesië?
In Nederland is hij geïnteresseerd in samenwerkingsverbanden en in technologieën om havens te verbeteren.
Toch klaagt het internationale bedrijfsleven dat Indonesië de economie afschermt voor buitenlanders. Is dat niet tegenstrijdig?

„Ik heb de afgelopen maanden elf keer maatregelen getroffen om de economie te dereguleren. Ik heb de lijst beperkt van sectoren waar buitenlanders niet in mogen investeren om zo meer internationale investeerders te trekken. Wij zien het resultaat. De wereldeconomie vertraagt, maar Indonesië groeit met 5 procent.”
Wat is uw economische prioriteit?

„Ik ben vastberaden van Indonesië een open en concurrerende economie te maken. De inkomenskloof tussen Java en het oosten van het land is te groot. In de Molukken en Papoea hebben we meer banen, meer fabrieken en meer economische sectoren nodig. Ik vind het zo belangrijk dat ik dit jaar al vier keer in de Molukken en Papoea ben geweest.”
De wensen om én buitenlandse investeerders te behagen én armoede te bestrijden in afgelegen delen van Indonesië botsen soms. Dat ondervond het Nederlands-Britse energiebedrijf Shell. Samen met het Japanse Inpex wilde Shell het grootste nog niet ontgonnen gasveld van Indonesië uitbaten, in de Arafurazee tussen de Molukken en Australië. De totale geschatte baten komen neer op tientallen miljarden euro’s. Shell en Inpex willen het gas op zee winnen en op drijvende fabrieken verwerken om onmiddellijk te exporteren. Het gas aan land brengen is volgens de bedrijven te duur en te ingewikkeld. Op de kleine Molukse eilandjes zou te weinig geschoold personeel zijn. Bovendien zou een pijpleiding dwars door een aardbevingsgebied lopen.
Toch verordonneerde Jokowi dat als Shell en Inpex het gas van het Masela-veld willen oppompen, het coûte que coûte op land in de Molukken verwerkt moet worden, tot woede van de twee bedrijven. Jokowi nu: „Masela is enorm belangrijk. Als ik daar ben, zeggen mijn mensen tegen mij: zorg ervoor dat het gas op land verwerkt wordt in fabrieken waar wij kunnen werken. Zijn de inkomsten voor de bedrijven hoger als ze het gas op zee verwerken?: ja, dat klopt. Maar voor mij is pure winst minder belangrijk dan dat de bewoners profiteren.”
Zo is Jokowi. „Dat is wat mijn mensen willen” – hij herhaalt het minstens tien keer in het interview. Dat neemt niet weg dat na zijn aantreden in 2014 zijn populariteit kelderde. Hij kon zijn beloftes voor een schone politiek, met aandacht voor de minder bedeelden en mensenrechten niet onmiddellijk waarmaken. Pas nadat hij enkele falende ministers verving herstelden de peilingen zich. Wat ook hielp: Jokowi nam afstand van de altijd aanwezige maar impopulaire partijbaas (en oud-president) Megawati Soekarnoputri. Hij ging vaker zijn eigen koers varen en veranderde het imago dat hij weinig meer dan haar marionet was. Jokowi relativeert dit alles: „Populariteit gaat altijd op en neer. Wat voor mij belangrijker is dan populariteit, is dat mijn beleid juist is.”
Kunt u een voorbeeld geven?

„Een maand na mijn aantreden maakte ik een einde aan subsidie voor brandstof. Dat deed mijn populariteit zeker geen goed. Maar het is goed voor de mensen.”
Hoe profiteren Indonesiërs dan?

„Door dat besluit heb ik nu ruimte in de begroting om wegen te bouwen, spoor aan te leggen. Ik kan betere motoren voor vissers subsidiëren zodat zij meer vis kunnen vangen. Ik kan boeren geld geven om beter zaad te kopen.”
Met mensenrechten heeft Jokowi het moeilijker. Steeds meer raakt Indonesië in de greep van een conservatieve islam. Zonder gevolgen kon een van Jokowi’s ministers verklaren dat homoseksuelen een groter gevaar voor het land zijn dan kernwapens. De enige islamitische kostschool voor transgenders, een voorbeeld van religieuze tolerantie, moest van de politie dicht na een protest van een radicaal islamitische beweging. Als Jokowi over deze gevoelige onderwerpen praat, lacht hij soms ongemakkelijk en antwoordt kortaf. „De Indonesische grondwet garandeert de bescherming van mensenrechten voor iedereen in het land.”
Dat is de wet. Kunt u meer doen?

„Ik bescherm mensenrechten. Maar Indonesië is het land met de grootste islamitische bevolking. Het geloof is hier ook heel belangrijk.”
Maakt u zich zorgen over religieus radicalisme in Indonesië?

„Indonesië heeft 252 miljoen inwoners, 85 procent is moslim. In totaal zijn er niet meer dan een paar honderd radicalen. Kijk, geen enkel land is immuun voor terrorisme. Het kan overal plaatsvinden, op ieder moment. Ik zal in Brussel ook stilstaan bij de doden en gewonden van de aanslag daar. Ik denk dat Indonesië laat zien dat islam, tolerantie en democratie samengaan. Het verschil met andere landen is dat Indonesië radicalisme niet alleen met harde, maar ook met zachte hand aanpakt.”
Wat bedoelt u?

„Wij hebben twee gematigde islamitische maatschappelijke bewegingen met tientallen miljoenen leden, Muhammadiyah en Nahdlatul Ulama. Constant werkt de regering met deze organisaties samen om tolerantie te promoten. Zij prediken gematigdheid en dat werkt heel effectief. Daarom vraag ik mij af waarom wij zo vaak moeten praten over die kleine, echt heel kleine, groep radicalen.”
U liet veertien veroordeelde drugshandelaren, onder wie een Nederlander, executeren hoewel uw voorganger nauwelijks gebruik maakte van het vuurpeloton. Waarom?

„Dat hebben rechters gedaan, niet ik.”
U verwierp persoonlijk clementieverzoeken.

„Het is niet aan mij om een besluit van rechters te negeren. Bovendien, kijk naar de situatie. Iedere dag sterven er dertig tot vijftig Indonesiërs aan hun drugverslaving. Wel slaat mijn drugsbeleid aan. Het aantal doden daalt sinds mijn aantreden.”
Jokowi mag dan meer met de groene bomen in het park hebben dan rijkdommen in het paleis, hij kan niet uitwissen dat het verleden hier rondwaart. De paleisstaf, posities die binnen families van generatie op generatie overgaan, spreekt nog redelijk Nederlands. De bedienden noemen de verrichtingen van gouverneurs-generaal als Joannes Benedictus van Heutsz (1898-1904, „maakte een einde aan de Atjehoorlog”) en Alidius Tjarda van Starkenborgh Stachouwer (1936-1942, „capituleerde aan de Japanners”). Jokowi zelf praat liefst zo min mogelijk over het verleden. „Indonesië en Nederland hebben handelsbetrekkingen die teruggaan tot de zestiende eeuw.”
Maar wat vindt u van het voorstel van de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken om opnieuw onderzoek te doen naar wandaden, zowel aan Nederlandse als aan Indonesische kant, in de periode 1945-’49?

„Ik koester een gelijkwaardige, toekomstgerichte relatie met Nederland, waar beide landen voordeel bij hebben.”
Dus u ziet geen er geen heil in? Ook niet dat Indonesische historici meewerken, zoals Koenders opperde?

„Nee. Het is beter vooruit te kijken.”
Indonesië is een jong land: de gemiddelde leeftijd van de bevolking ligt rond de dertig. Met een onderzoek naar het verleden scoort de politicus Jokowi niet. Het onderwerp leeft niet. Maar deels verzet Jokowi zich omdat Indonesië ook geen inspanningen verricht de eigen zwarte bladzijden te bekijken, zoals de Bersiap-periode, waarin Indonesische strijders kort na de Japanse capitulatie Nederlanders, etnische Chinezen en pro-Nederlandse Indonesiërs vermoordden. Ook was er geen waarheidsvinding met consequenties voor betrokkenen naar Indonesische mensenrechtenschendingen in Oost-Timor, Papoea en bij de communistenjacht in 1965 en de val van Soeharto in 1998.
Met buitenlandse politiek heeft Jokowi weinig affiniteit. Voor zo’n groot land, lid van de G20, speelt Indonesië een verwaarloosbare rol op het wereldtoneel. Indonesië is zo groot dat in het politieke debat het buitenland nauwelijks een onderwerp is. Hij denkt dat als hij Indonesië op orde krijgt, buitenlandse investeerders wel komen en de internationale gemeenschap tevreden is, zegt een naaste adviseur. Jokowi kweekt meer goodwill bij buurlanden Maleisië en Singapore door de rookoverlast van de jaarlijkse bosbranden te bedwingen dan met uitgesproken opvattingen over de Chinese bouwwoede of militaire assertiviteit in de Zuid-Chinese Zee.
Klop bij Jokowi niet aan voor internationaal strategische vergezichten. Pas na enig aandringen zegt hij iets over het belangrijkste geopolitieke vraagstuk in Azië. „De Zuid-Chinese Zee is voor iedereen zeer belangrijk.”
Naar verluidt is uw relatie met Xi Jinping goed. Is hij werkelijk uit op een conflict op zee?

„Ik weet niet wat Xi Jinping denkt.”
Wat wil Indonesië?

„Ik weet dat Indonesië, Zuidoost-Azië en China gebaat zijn bij rust en stabiliteit. Wel wil ik duidelijk maken dat Indonesië geen conflict heeft met China om territorium op zee.”
En dan wil Jokowi in zijn buggy gaan rijden. Het is meer dan afleiding. Zo kan hij ook tonen hoe populair hij is. Als we door een poort de paleistuin de openbare botanische tuin inrijden breekt een gekte los. Honderden bezoekers rennen op de buggy af. Vrouwen met hoofddoekjes en mannen met vlasbaardjes begroeten Jokowi in het Arabisch. „ Salaam Alaikum .”
Scholieren en yuppen in skinny jeans spreekt hij aan met mau ke mana of dari mana . Het zijn de twee meest gehoorde zinnen op Indonesische straten, die betekenen ‘waar naartoe?’ en ‘waar vandaan?’ Volkstaal, gebezigd door straatverkopers, spelende kindjes, verveelde taxichauffeurs en nu dus ook het staatshoofd.
Vanuit een volgwagen heeft generaal-majoor Andilka plaatsgenomen achter Jokowi. Hij geeft via zendertjes orders aan de andere militairen in batik die de president beveiligen. „Die meneer daar achter kijkt boos. Opletten”, fluistert Andilka.
„Nu mag die mevrouw met die groene hoofddoek op de foto met de president.” De mannen hebben de helse taak een president veilig te houden die totaal niet afgeschermd wil worden. Jokowi: „Na de aanslag in Jakarta in januari [acht doden, onder wie vier aanslagplegers, opgeëist door Islamitische Staat, red.] werd ik strenger beveiligd.” Hij trekt er een vies gezicht bij. „Dat vond ik helemaal niks. Ik moet blijven praten, in contact komen met iedereen. Reizen is essentieel voor mij.”
Het overweldigt hem wel eens als hij in de presidentiële Boeing zit: al die eilandjes daar beneden, bossen, al die dorpen en steden, daar is hij allemaal verantwoordelijk voor. „Wat mij het meest verraste toen ik president werd: hoe ongelofelijk groot Indonesië is. Het duurt met tussenstops wel tien uur om van west naar oost te vliegen. Ik heb gouverneurs, regenten en burgemeesters. Maar uiteindelijk moet ik zorgen dat mijn plannen daar uitgevoerd worden.” Hij tuit zijn lippen en blaast even om duidelijk te maken dat het een pittige klus is. „Ik controleer het systeem.”
De president blijft glimlachen en luisteren. De grieven van Indonesiërs verschillen niet veel, vertelt Jokowi. Iedereen wenst een beter leven. De middenklasse op Java vraagt hem het onderwijs te verbeteren en te zorgen dat de Indonesische economie het goed blijft doen ondanks dalende prijzen van grondstoffen. Bewoners van afgelegen eilanden vragen vaak wanneer er nou eens elektriciteit naar hun dorp komt. „Maar iedereen, van Atjeh tot Papoea, heeft altijd kritiek op slechte wegen. Daarin zijn Indonesiërs verenigd.”
Wat mij het meest verraste toen ik president werd: hoe ongelofelijk groot Indonesië is
Het verschil is dat wij radicalisme niet alleen met harde hand, maar ook met zachte hand aanpakken
Reizen is essentieel, dan kan ik blijven praten
Ongebonden politicus

Op 20 oktober 2014 trad Joko Widodo (54) aan als de zevende president van Indonesië. In een felle verkiezingsstrijd versloeg hij oud-generaal Prabowo Subianto. Jokowi, zoals hij wordt genoemd, maakte faam als burgemeester van zijn geboortestad Solo (2005-’12) en gouverneur van Jakarta (2012-’14). In tegenstelling tot veel Indonesische politici heeft hij geen banden met het leger of de elite in Jakarta. Hij is nooit beschuldigd van corruptie of vriendjespolitiek; uitzonderlijk in de Indonesische politiek. Voor zijn politieke carrière bestierde Jokowi een meubelbedrijf. Jokowi is getrouwd, heeft drie kinderen en een kleinkind.
Eerste bezoek in zestien jaar

Jokowi is de eerste Indonesische president in zestien jaar tijd die Nederland bezoekt. In 2010 blies de toenmalige president Susilo Bambang Yudhoyono op de valreep een staatsbezoek af. Hij eiste tevergeefs dat Den Haag ingreep bij een kort geding dat vertegenwoordigers van de Zuid-Molukken hadden aangespannen. Zij vroegen om Yudhoyono’s arrestatie wegens mensenrechtenschendingen. De laatste president die Nederland bezocht was Abdurrahman Wahid, in 2000. Nu hebben Molukkers premier Rutte gevraagd om een ontmoeting met Jokowi.
Dit artikel is verschenen in het NRC Handelsblad van zaterdag 16 april op pagina 16 & 17